NL

EN

DE

Bron:

Wagnergenootschap Nederland

Wagnerkroniek 56/1 (februari 2016) ISSN2352-9075

‘Studenten leren op het conservatorium niet zingen zoals in de opera van ze wordt verwacht’

 

 

door Minze bij de Weg

 

Tijdens de opvoering van Wolven, het Amsterdamse Wagnerproject voor straatjongeren, stonden ze er opeens, zeven jonge vrouwen die een deel van de Walkürenrit zongen. Ze bleken deel uit te maken van de Hojotoho Operastudio. Hojotoho, dat klinkt Wagnerliefhebbers als muziek in de oren. Wat doen ze in die Operastudio? En waarom is die er eigenlijk? We vroegen het aan oprichtster Wiebke Göetjes.

Interview Wiebke Göetjes

Wat wil je met Hojotoho?

‘De deelnemers aan Hojotoho vormen een mix van mensen die na het conservatorium tussen wal en schip raken en hele goede amateurs. Ik ben een sopraan die in het buitenland hoofdrollen heeft gezongen, dat trekt anderen aan. Ze vragen aan mij hoe ze in Duitsland terecht kunnen komen. Ze stuiten al op problemen als ze bij een agent auditie willen doen. Welke rollen staan er op je cv, is dan de eerste vraag. Bij de meesten is dat weinig of niets en zeker geen standaardrepertoire, behalve wat Mozart. Daar wilde ik iets aan doen, door op simpele wijze opera’s in elkaar te zetten en uit te voeren en ze aan een cv te helpen. Studenten leren op het conservatorium niet zingen zoals in de opera van ze wordt verwacht, qua stemgebruik, noch qua ademsteun. Veel Nederlandse conservatoriumdocen-

ten hebben geen of weinig ervaring als solist in de grote opera en kunnen dus ook niet overbrengen wat daarvoor komt kijken. Nederlandse studenten leren vooral oratorium, lied en barok zingen, met kleine ongesteunde stemmen. Vooral de studenten met grote stemmen vallen buiten de boot. Ze krijgen geen les zoals zou moeten. De operaklassen kiezen voor de gemene deler, dat begrijp ik wel als je een homogene productie wilt opzetten. De grote stemmen zijn in hun eentje of er zijn te weinig van om een hele opera te doen. Maar ze zijn er wel, ik heb een stuk of vijf dramatische sopranen in mijn studio! Dezelfde klacht hoor ik ook uit Duitsland vaak. Gabriele Schnaut (de bekende Wagnersopraan, MbdW) is in Berlijn als docent van de opleiding weggerend omdat er te veel kleine stemmen werden opgeleid, of beter gezegd, de stemmen te klein worden gehouden. In Amerika is er wel iets, het Institute for Young Dramatic Voices van Dolora Zajick.’

Maar het gaat niet alleen om het CV.

‘Ik probeer mijn mensen ook in de uiterlijke dingen voor te bereiden. Ik weet dat het je pijn gaat doen als je een moederlijk figuur hebt en toch voor een partij als Butterfly of  Rusalka gaat auditeren. Je wordt afgewezen en als je pech hebt krijg je nog een sneer na. Mensen worden ook in dat opzicht niet goed gecoacht. Ik probeer ze aan het verstand te brengen, dat je, als je een steviger figuur hebt, betere kansen hebt als bijvoorbeeld Moeder in Hänsel und Gretel. Het juiste stemvak vinden is cruciaal. Als dan ook het plaatje klopt wordt alles wat makkelijker, komen ze niet overeen dan wordt

Hojotoho Dialogues des Carmélites

het heel moeilijk. In Nederland worden de stem-vakken vaak weggewoven, maar die zijn in de opera heel belangrijk. Bij een lied van Schubert maakt het niet uit of je tenor of bariton bent, je kiest de ligging die bij je past. Maar bij de opera ligt dat anders. Als je het juiste stemvak te pakken hebt, kost het  je de minste moeite en heb je het grootste rendement, weet ik uit ervaring. Dat geldt niet alleen voor het zingen van te zware rollen, rollen die te licht zijn kunnen net zo gevaarlijk zijn. Alsof je in te krappe schoenen loopt. In Nederland wordt je op het conservatorium vaak te klein gehouden. Ik laat mijn mensen dingen zingen die ze niet mochten of durfden. Bijna altijd blijkt dan dat het grotere werk de stem wél past.’

Wagner

‘Door die houding komen ze niet aan Wagner toe. Dat wordt op de conservatoria nauwelijks onderwezen. Ze roepen dat Wagner zwaar en moeilijk is, maar als je daar de stem voor hebt is Wagner voor jou net zo makkelijk als een andere componist voor iemand anders. Als je jong bent kun je, naast kleinere rollen als Walküre, Rheintochter, Mary en Magdalena bij Wagner beginnen met Eva, Freia of Elsa en daarna Elisabeth. Ik ben er meteen met Elisabeth in gekomen. Zo rond 1990 hoorde ik een keer ‘Dich

Wiebke als Elisabeth in Tannhäuser

teure Halle’ door Lisa Gasteen. Daar herkende ik mezelf in. Ik heb die rol stiekem ingestudeerd en ben op de bonnefooi auditie gaan doen bij het ZAV, het Duitse arbeidsbureau voor de kunsten. ‘Dit is je stemvak’, zeiden ze tegen mij. Ik doe met de meiden juist wel Wagner. Bij de voorstelling Wolven (zie Wagner Kroniek 55.5, blz. 42) hebben we het begin van de Walkürenrit gedaan. We repeteren nu ook de ensembles die op de rit volgen. Je kunt wel zeggen, wat is dat nou, een Walküre, een bijrol? Maar het is een ingangetje, een waardevol partijtje. En in de theaters hebben ze daarvoor veel mensen nodig. In onze planning voor mei 2016 staat een ingekorte versie van Die Walküre waar ze het ook kunnen uitvoeren (met Jeroen Bik als Siegmund en mijzelf als Brünnhilde).’

Komen jouw mensen nu wel bij de agenten aan bod?

‘Soms wel, ik heb een paar van wie ik verwacht dat ze binnen zullen komen. Als ze van het conservatorium komen denken ze: de wereld ligt voor mij open. Een half jaartje zijn ze euforisch, dan komt het zwarte gat. Sommigen komen er bovenop, anderen niet. Je moet ervan uitgaan dat de eerste vijftig keer voorzingen niets wordt, maar vaak denken ze al na vier, vijf afwijzingen: ik moet wat anders gaan doen. Ik heb zelf altijd het ‘fingerspitzengefühl’ gehad welke stem wat moet zingen. Als je allerlei stemvakken door elkaar zingt denkt de agent: wat moet ik daar mee? Zo heb ik tegen Frank van Aken gezegd dat hij Florestan moest doen, en daarmee debuteerde hij in Duitsland. Wij waren vanaf het conservatorium maatjes en hebben veel samen gezongen. Eva-Maria Westbroek kwam daar later ook bij toen zij net van school was. Haar leraar is er heel goed in om

mensen, die in het Nederlandse systeem ‘stimmlich’ vastgelopen zijn, te helpen hun kelen weer te openen en leert ze lekker stevig zingen, maar daarna schieten veel van hen weer door naar het andere uiterste. Toen ik in Meiningen zat heb ik een periode bijna dagelijks met Eva gewerkt om er weer verfijning in aan te brengen. Wij zijn al vanaf het begin - toen zij nog toekeek hoe ik die grote partijen liep te zingen samen met Frank van Aken - goed bevriend. Nu zijn de rollen omgedraaid en kijk ik, als ietwat oudere zangeres, naar alle triomfen die zij nu viert. Recentelijk heeft ze een avondje met vier meiden van mijn studio aan Sieglinde gewerkt, haar paraderol. Op de rol staat dat Frank nog eens iets met de heren gaat doen. Zelf ben ik opgeleid door Cristina Deutekom. Toen ze achteruit ging was ik een tijdje ‘moederloos’. Daarna heb ik Gabriele Schnaut opgezocht. Toen ik voorzong riep ze: ‘Sie sind eine Hochdramatische und Alles ist noch da!’. Het klikte meteen tussen ons.’

Het kleine zusje van Weimar

Eenmaal van het conservatorium af zong Wiebke Göetjes twee jaar de rol van Carlotta Giudicelli, de Italiaanse prima donna in de musical The Phantom of the Opera. Daarna, in 1995, begon haar operacarrière in Meiningen, een stadje in het zuiden van Thüringen. Ze verbleef er vier jaar en zong er grote rollen als Tosca, Aida, Elisabeth, Ariadne, Leonore, Senta en andere. Na Meiningen volgden vele gastcontracten met operahuizen als Staatsoper Stuttgart, Staatsoper Braunschweig, Heidelberg, Pforzheim, Cottbus, Rostock, Staatsoper Praag. Ook was zij vast ensemblelid van de Staatsoper Kassel.


Hoe was het in Meiningen in die tijd?

‘Meiningen is het kleine zusje van Weimar. Het hele stadje draaide en draait om het theater. Er komen bussen vol mensen naartoe die theater  Fassbaender heeft er gewerkt, komen snuiven. In

Wiebke als Carlotta Giudicelli

mijn tijd waren de voorstellingen bijna altijd uitverkocht. We hadden toen een intendant met een goede visie: Ulrich Burkhardt. Hij maakte pakketjes en koppelde bijvoorbeeld een moderne Aida aan een Lustige Witwe, zodat het geheel toch goed liep. Die Aida heb ik gedaan met Peter Konwitschny als regisseur. Ik vond het een fantastische man omdat hij vanuit de personen werkte, niet vanuit het plaatje. Burkhardt kende veel mensen uit het Duitse theaterleven. Brigitte Fassbaender heeft er gewerkt, Pet Halmen. Die laatste was een beul, hij schreeuwde de hele dag tegen iedereen. Voor hem was ik Antje aus Holland, mij mocht hij wel. Als ze bij de decorafdeling wisten dat hij langskwam vroegen ze of ik er ook kon zijn, dan was hij wat vriendelijker. Burkhardt is helaas bij een auto-ongeluk omgekomen. Bij de Trauerfeier in het theater zaten alle Duitse intendanten in de zaal. Ik heb die keer de Vier letzte Lieder gezongen. Het was het moeilijkste wat ik ooit heb gedaan. Na hem kwam een spichtige intendante die dikke vrouwen haatte. Ik moest daarna rennen voor mijn leven. Het is toen onder haar leiding erg ingezakt, maar de laatste jaren onder de huidige intendant, gaat het weer beter. Meiningen was heel inspirerend. Ik heb er alle grote vakpartijen  gezongen. Volgend seizoen ga ik er na twintig jaar weer een Tannhäuser doen, op de Wartburg zelf. In Meiningen kennen ze me

nog steeds. Toen ik er deze zomer was met een groep cursisten hoorde ik op straat ‘Dass ist doch die Wiebke!’ En ik ben er toch al weer heel lang weg. We waren daar met drie Nederlanders heel geliefd, Nanco de Vries, Frank van Aken en ik. We waren opener naar het publiek en de orkestleden, veel  toegankelijker. Dat vinden de Duitsers leuk.’

 

Wiebke als Aïda

Merkte je nog iets van de DDR sfeer? Het was nog maar kort na de Wende.

‘De mensen in het theater waren heel zenuwachtig. Er werd in die periode onderzoek gedaan naar het Stasi-verleden. Kreeg je een groene brief, dan was je niet van de Stasi geweest, kreeg je niets, dan had je een probleem, want dan werd je uit het Staatstheater ontslagen! Verder was alles nog vervallen. Ik moest driekwart jaar wachten voor ik een telefoonaansluiting had en de bediening in de horeca was soms nog ouderwets slecht, maar het was een leuke en spannende tijd.’

 

Hoe kwam je in Meiningen terecht?

‘Op voorspraak van iemand die operareizen organiseerde en daar regelmatig kwam. Hij had ze een brief geschreven dat de plaatselijke ‘jugendlich dramatische’ sopraan niet zo goed was. Ik weet wel iemand schreef hij erbij. Het bleek dat ze iemand zochten die zowel een Aida als een Elisabeth (Tannhäuser) kon zingen, en dat er al tachtig sopranen hadden voorgezongen. Italiaans en Duits was bij mij toen nog half om half, nu is het tachtig procent Duits.’

 

Brünnhilde

Na vele jaren Duitsland zorgde een schildklieraandoening rond haar 45ste voor een onderbreking van de carrière en kon ze twee jaar niet zingen. ‘Als het dan weer goed gaat word je opeens aan de verkeerde kant van 45 wakker, dan ben je behalve de dikste ook de oudste bij de audities.’ Maar een droom heeft Wiebke Göetjes nog wel, Brünnhilde en Elektra zingen. ‘Toen ik negentien was kreeg ik van een Joodse mevrouw een keer een pop van Brünnhilde als Sinterklaassurprise. Jij bent er een had ze er bij geschreven. Op mijn vijftiende reisde ik voor het eerst alleen met de trein door Duitsland. Een oude man die tegenover mij zat zei: ‘Jij bent een Brünnhilde!’ Die rol hoort bij mij. Ik heb zorgvuldig gewacht tot ik er aan toe was en ik heb tranen met tuiten gehuild toen ik de rol voor het eerst instudeerde. Ik kan niet voorspellen of Brünnhilde zingen op topniveau nog gaat lukken, audities voor dat soort rollen zijn er haast niet, maar in 2016 ga ik bij de een klein theatergezelschap in London Brünnhilde in Siegfried doen en in 2017 de Götterdämmerung. Die kans wil ik grijpen. Vorig jaar heb ik daar Elektra uitgeprobeerd, die werd in twee weken in elkaar gezet, en is goed gelukt.’

 

En Isolde?

‘Daarvan heb ik een stuk ingestudeerd. De Staatsopera in Praag had mij daarvoor gevraagd. Eerst had ik zeven weken de tijd, toen nog vier. Dat vond ik te riskant, ik kende de rol nog niet en heb met pijn in mijn hart nee gezegd. Als het door de korte voorbereidingstijd niet goed gaat zit er een smet op je rol, en dat blijft je achtervolgen. Het is ook een kwestie van inschatten. In Kassel had ik een keer Elisabeth voorgezongen,

mijn paradepaardje. Zou je ook Butterfly willen doen vroegen ze. Ik, met mijn postuur? Maar ik heb het wel gedaan. Later begreep ik dat je punten krijgt als je Butterfly en Norma hebt gedaan. In die rollen sta je bijna de hele opera op het toneel. Dat zijn pluspunten als je later Isolde of Brünnhilde wilt doen.’

Wiebke als Cio-Cio-San in Madama Butterfly

Copyright 2014 Wiebke Göetjes - All rights reserved